Wat te doen ?
De Nationale Voorleesdagen zijn gericht op voorlezen aan jonge kinderen. Tot elke leeftijd lees je voor?
Thuis….Blijf voorlezen, zolang er boeken zijn die het kind niet zelfstandig kan lezen. Altijd een stapje verder dan het zelf al kan. Zo stimuleren we de nieuwsgierigheid en vergroten de passieve woordenschat. Er is een intiem moment tussen lezer en luisteraar. En het hardop voorlezen van ‘moeilijke’ woorden wordt getraind.
Op school….Blijf voorlezen. Zorg voor een goede opstelling. Contact tussen voorlezer en kind is van essentieel belang belang. Of Lees voor met een vertelkastje (kamishibai) en zie hoe je contact met de groep verandert omdat het boek zich niet tussen jullie in bevindt. De voorlezer kan zien welk kind met het verhaal kan meebewegen en waar hij/zij moet bijsturen om anderen erbij te houden. Gesprek, beweging…. Direct is zichtbaar wat er gebeurt.
Maar vergeet niet juist ook in de klas, te vertellen.Durf van het boek weg te gaan en maak direct contact met de leerlingen. Observeer terwijl je vertelt. Je ziet wie verduidelijking bij een woord nodig heeft. Het verhaal wordt een deel van de verteller en van de groep.
Voorlezen, lezen, vertellen. Het komt allemaal neer op spelen en werken met taal.
We werken eraan de drempels voor het lezen te verlagen. Daarvoor is vertellen, mondeling vertellen, een prachtig middel.